woensdag 19 oktober 2011

De man en de engel


Een paar gedichtjes uit de indrukwekkende bundel 'Stof dat als een meisje' van Toon Tellegen. Alle gedichten in die bundel gaan over een man en een engel. Steeds hetzelfde onderwerp, maar geen moment saai. Er zal in de toekomst nog wel meer van Tellegen op mijn blog verschijnen, want ik ben groot fan van hem! Zijn gedichten geven mij een gevoel van tot in mijn kern begrepen worden door iemand die ik niet eens ken. Volgens mij is dat de bedoeling van poëzie. 

Een man had tranen in zijn ogen,
wist niet waarom
(wist zelden of nooit waarom)
En een engel vond hem en dacht:
hém moet ik neerslaan
De man zag de engel
en wilde met hem dansen,
boog voor hem
en de engel knikte, lachte,
sloeg zijn vleugels om hem heen
De man vergat zijn tranen, straalde,
herinnerde zich elke pas
die hij ooit met overgave had gedanst
De zon ging onder
en zij dansten in het donker, in de kilte,
In de verregaande stilte van ergens
waar het nergens was
Ik ben zo… zei de man, heel zacht,
nu! dacht de engel.

Een engel zag een man,
streek neer op zijn hand
en vouwde zijn vleugels dicht
de zon ging onder,
het was een mooie dag geweest
en de engel verschrompelde,
werd kleiner en kleiner,
kleiner dan een vlinder, dan een vliegje, dan een stofje,
de man kon hem al niet meer zien
en zei:
engel, engeltje, waar ben je…
hij hield zijn hand voor zijn ogen,
zijn hart ging wild tekeer
Ik ben hier, zei de engel
en hij sloeg de man neer.

Een engel streelde een man, kuste hem
en sloeg hem neer,
maar niet noodzakelijkerwijs in die volgorde
en hij verwisselde vroeger en later
en ooit en eens,
liet de man dood zijn en onbevangen
het werd lente
en het regende verontschuldigingen en schroom
vergane schepen voeren haastig een thuishaven in,
moordzuchtige matrozen kwijnend op het dek
en hij streelde de man, sloeg hem neer
en kuste hem, zo wild en zo ondoorgrondelijk

Een man schreeuwde, bloedde,
viel op de grond
voorbijgangers bleven staan:
waarom schreeuwt u zo…
ik vecht met een engel
ach was bijzonder…
wat vecht mooi en noodlottig…
en dat bloed, wat staat dat u goed…
ze bogen zich over hem heen
en wat een zinnenstrelende deerniswekkendheid spreidt u tentoon…
ze schudden hun hoofd:
en dan, zoals uw adem stokt…
liepen peinzend door.

Een man viel in slaap
en een engel streek naast hem neer
ik kom… zei de engel,
sst… zei de man, wat bén je voor een engel…
zie je niet dat ik slaap?
legde een vinger op zijn lippen
de engel knikte,
en sloeg hem heel voorzichtig
en in de grootst mogelijke stilte
(maar wel tot bloedens toe) in zijn gezicht,
en schreef in het schrift
dat uit de hand van de man gegleden was:
            ik kan niet meer
vloog langzaam, zachtjes neuriënd weg.

Ik ben een man, ik ben een engel.
Ik kom mijzelf tegen.
Ik groet mijzelf, grijp mijzelf en sla mijzelf neer.
Ik… zeg ik schamper en vertederd.
Mijn schuchtere vleugels, mijn klamme ziel.
Ik spaar en haat mijzelf niet.
De geur van seringen,
uit meren springende zilveren vissen.
Ik sleep mijzelf achter mij aan,
luister niet naar mijn verbrokkelde woorden,
                                      de onweerlegbare bewijzen van mijn gelijk,
en laat mijzelf ergens liggen,
vlieg weg en vergeet mijzelf.
Ik ben de engel, ik ben de man.


1 opmerking:

  1. Prachtig, van Tellegen kende ik alleen nog maar de verhalen over de mier en de eekhoorn, wat schitterend dit :) bedankt voor het delen.
    liefs x Majken

    BeantwoordenVerwijderen